Hoofd Kenniscentrum Van Lanschot
Herziening belastingstelsel: wat hangt de DGA mogelijk boven het hoofd?
Het huidige belastingstelsel staat onder druk en is aan herziening toe. Recent heeft de staatssecretaris dan ook het rapport “Bouwstenen voor een beter belastingstelsel”* openbaar gemaakt. In het rapport is onder andere de fiscale behandeling van de directeur-grootaandeelhouder (DGA) onder de loep genomen. Hoewel het pas aan het volgende kabinet is om uit de aangedragen bouwstenen keuzes te maken om het belastingstelsel te veranderen, bespreek ik in deze blog alvast een viertal mogelijke veranderingen die voor de DGA van belang zijn.
1. Verhoging van de aanmerkelijk belangheffing box 2 en afschaffing van het lage tarief in de vennootschapsbelasting (Vpb)
Bij de introductie van ons huidige belastingstelsel in 2001 lag het tarief voor de vennootschaps-belasting nog op 35%. Alleen de eerste € 22.689 werd belast tegen 30%. Door de combinatie met het box 2-tarief van 25% lag de belastingdruk op winst op ca. 51%.
Dit was vrijwel gelijk aan het tarief waartegen inkomen van de werknemer in box 1 maximaal werd belast. Door de jaren heen is het Vpb-tarief fors verlaagd. Tot een winst van € 200.000 is de heffing in 2021 15% en boven de € 200.000 is de heffing 21,7%. Ongeveer 90% van de DGA’s heeft een winst die lager ligt dan de grens van € 200.000, waardoor de belastingdruk op winst uitkomt op 37,87% (in 2021: 15% Vpb en 26,9% box 2).
Om het evenwicht met een werknemer enigszins te herstellen wordt voorgesteld om het lage Vpb-tarief af te schaffen. Om het tarief voor de DGA dan helemaal gelijk te trekken met het toptarief voor de werknemer moet het box 2-tarief ook worden verhoogd van 26,9% naar 27% of 31%. Gedacht wordt om voor de eerste € 50.000 dividend het tarief naar 27% te verhogen en voor het meerdere wordt het box 2-tarief dan 31%.
Om het evenwicht met een werknemer enigszins te herstellen wordt voorgesteld om het lage Vpb-tarief af te schaffen
2. Introductie forfaitair dividend box 2
In ons huidige stelsel hoeft de DGA in basis alleen box 2-heffing te betalen bij liquidatie of verkoop van de BV of bij dividenduitkeringen. De DGA kan de box 2-heffing dus uitstellen als hij het geld in de BV laat zitten. Een manier voor de Belastingdienst om toch jaarlijks box 2-belasting te heffen over de opgepotte winsten in de BV, is het introduceren van een forfaitair minimum dividend van bijvoorbeeld 4% over de waarde van de BV. Als er daadwerkelijk dividend wordt uitgekeerd, komt dit in mindering op het forfaitaire dividend. Deze systematiek kennen we al bij de vrijgestelde beleggingsinstelling (VBI). Om in de toekomst dubbele belastingheffing bij verkoop of liquidatie van de BV te voorkomen, wordt de verkrijgingsprijs van de aandelen verhoogd met het forfaitaire dividend.
Voor een DGA is het aantrekkelijk om zijn salaris zo laag mogelijk te stellen
3. Verhoging gebruikelijk loon
Door het verschil in belastingdruk tussen salaris (maximaal 49,5%) en dividend (gecombineerd Vpb en box 2 vanaf 2021 tussen 37,87% en 42,76%) is het voor een DGA aantrekkelijk om zijn salaris zo laag mogelijk te stellen. Om dat tegen te gaan is voor de DGA de gebruikelijkloonregeling van toepassing. Globaal gesteld moet een DGA zichzelf 75% van het salaris uitkeren dat een gewone werknemer met een vergelijkbare dienstbetrekking verdient, met een minimum van € 46.000. Een van de beleidsopties uit het rapport is om die marge van 25% te laten vervallen, waardoor veel DGA’s zichzelf een hoger salaris moet toekennen.
Voor de schenk- en erfbelasting is er onder bepaalde voorwaarden een hele ruime vrijstelling
4. Afschaffing of verlaging van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR)
Bij schenking of vererving van ondernemingen zijn er momenteel twee belangrijke belasting-faciliteiten, die ervoor zorgen dat de continuïteit van een onderneming niet in gevaar komt door acute betaling van inkomstenbelasting en schenk- of erfbelasting uit het ondernemingsvermogen. De faciliteiten hebben alleen betrekking op “echt” ondernemingsvermogen en niet op beleggingsvermogen dat in de BV zit. Bij schenking of vererving van de aandelen van de BV kan de box 2-claim doorgeschoven worden naar de opvolger. Voor de schenk- en erfbelasting is er onder bepaalde voorwaarden een hele ruime vrijstelling. Tot ca. € 1,1 miljoen ondernemingsvermogen is er een algehele vrijstelling, van het meerdere is 83% vrijgesteld.
In het rapport wordt voorgesteld om de BOR te versoberen tot 25% van maximaal € 5 miljoen ondernemingsvermogen. Een ander alternatief is de vrijstelling helemaal af te schaffen en te vervangen door een betalingsregeling. Bij vastgoedondernemingen die vastgoed verhuren, speelt veelal de discussie of dit als ondernemings- of als beleggingsvermogen aangemerkt moet worden waar de faciliteiten niet op van toepassing zijn. Het financiële belang is erg groot en er worden veel juridische procedures over gevoerd. Een van de opties is om verhuurd vastgoed in alle gevallen als beleggingsvermogen aan te merken, waardoor dit niet meer in aanmerking komt voor de BOR.
Hoe nu verder?
In maart 2021 staan de Tweede Kamerverkiezingen weer voor de deur. De politieke partijen kunnen voor hun verkiezingsprogramma putten uit de suggesties die in het bouwstenenrapport staan. Het is dus aan het volgende kabinet om de herziening van het belastingstelsel uit te voeren. Welke richting dit uitgaat zal van de kleur van het volgende kabinet afhangen. Als er meer duidelijkheid komt over de hierboven beschreven veranderingen, dan informeren wij u hierover via een nieuwe blog.
Geschreven naar de stand van zaken op 11 juni 2020.
Hoofd Kenniscentrum Van Lanschot