Franse verkiezingsuitslag opsteker voor Europa
Winst van Macron heeft potentiële bom onder Europa en de eurozone onschadelijk gemaakt.
In het kort:
- Druk op de ECB om snel de beleidsrente op te trekken neemt toe
- Industrie heeft het moeilijk, Europese dienstensector stut groei
- Bedrijven lijken hogere kosten redelijk te kunnen doorberekenen
Emmanuel Macron (58,5%) haalde het en won van Marine Le Pen (41,5%). Zodat financiële markten alvast één zorg minder hebben. Die zorg ging vooral over de slagkracht ván en de samenhang ín de Europese Unie. Initiatieven zoals het Herstelfonds waren met Le Pen aan het Franse roer wellicht nooit van de grond gekomen.
Vanuit Frankrijk mogen we de komende vijf jaar alvast een aanhoudend constructieve houding verwachten. Tenminste, als de parlementsverkiezingen van midden juni (ook wel de ‘derde ronde van de presidentsverkiezingen’ genoemd) enigszins meevallen voor Macron. We zijn niet vergeten dat de extreme kandidaten van het politieke spectrum in de eerste ronde van de presidentsverkiezingen sterk scoorden.
Hoe dan ook, voorlopig is deze potentiële bom onder Europa en de eurozone onschadelijk gemaakt. Wat alvast een opsteker is voor bijvoorbeeld zuidelijke obligatiemarkten. En hiermee ook voor de Europese Centrale Bank (ECB).
Druk op ECB neemt toe
Bij oplopende kredietopslagen in Frankrijk, Spanje of Italië zou de ECB al snel de vraag hebben gekregen hoe ze die markten weer zou willen kalmeren. Waarbij het geen geheim is dat niet iedere ECB-bestuurder even bereidwillig is om hiervoor überhaupt iets te ondernemen. Meer noordelijke beleidsmakers hebben in grotere mate oog voor de kernmissie van de centrale bank, zijnde de inflatiedoelstelling van 2%. Het in de hand houden van kredietopslagen vinden zij eerder een politieke verantwoordelijkheid van de lidstaten.
Wat die inflatie betreft, verwachten we deze week de voorlopige inschatting voor de maand april. We gaan uit van een onveranderd beeld: een hoog algemeen cijfer, maar een kern-inflatie die daar een heel eind onder ligt. Wat op zich de onderliggende, intrinsieke inflatoire krachten in de eurozone nuanceert. Toch neemt de druk op de ECB toe om snel de beleidsrente op te trekken. Iets waar verschillende bestuurders alvast oor naar lijken te hebben, zoals bleek uit recente commentaren.
Kwartaalgroei in de VS en Europa
Verder verwachten we de komende dagen de eerste inschattingen voor de economische groei in het eerste kwartaal in de VS en de eurozone.
Voor de VS is de verwachting dat het economische volume met iets meer dan een procent toenam tegenover het kwartaal voordien, omgerekend op jaarbasis. Met zo’n omrekening gaat men ervan uit dat het kwartaal-op-kwartaal-momentum een heel jaar aanhoudt.
Consumptieve bestedingen zouden een positieve bijdrage moeten hebben geleverd. Met hierbij de bedenking dat vooral de eerste weken van het nieuwe jaar goed waren. Naarmate de tijd vorderde, voelde ook de Amerikaanse consument de toegenomen inflatie aan den lijve. Wat zich vertaalt in een lager consumentenvertrouwen en een voorzichtiger bestedingspatroon. In dit verband krijgen we vrijdag de persoonlijke bestedingen voor de maand maart.
De hogere rentes tasten investeringsbereidheid voorlopig niet aan
Naast de consumptie gedroegen ook de bedrijfsinvesteringen zich degelijk. Voorlopig tasten hogere renteniveaus de investeringsbereidheid niet aan. Dat geldt ook voor de woningsector, waar de vraag hoog blijft en de voorraden laag.
Toch wordt de reactie van deze laatste sector een interessante om te volgen naarmate de Amerikaanse centrale bank (Fed) de monetaire riemen verder aantrekt. Fed-voorzitter Jerome Powell suggereerde afgelopen week nogmaals dat bij de beleidsbijeenkomst van 4 mei een rentestap van 50 basispunten in de pijplijn zit. Het is zelfs niet uitgesloten dat het 75 basispunten wordt. Inmiddels rekenen financiële markten met een nog agressiever monetair beleid waarbij de beleidsrente zelfs op 3% uitkomt in het voorjaar van 2023.
Industrie heeft het moeilijk
In de eurozone lag het toerental van de economische motor in het eerste kwartaal op een gelijkwaardig niveau als dat van de Amerikaanse . Met een verwachte groei van ongeveer 0,3% (kwartaal-op-kwartaal; in de eurozone rekenen we dat cijfer niet om op jaarbasis).
Dat neemt niet weg dat de toekomst in onze contreien met meer onzekerheid omgeven is. Bijvoorbeeld vanwege de nabije oorlog, de grotere gevoeligheid voor dure energie en de strubbelingen in China. Ook voor dat laatste is de open Europese economie gevoeliger dan de Amerikaanse. Zo bleek net voor het weekend dat de inkoopmanagersindex voor de Europese industrie (Manufacturing PMI) maar net stand hield boven de 50, de kritische grens die groei van krimp onderscheidt. Met ‘dank’ onder meer aan de ontwrichting van aanvoerketens door Chinese lockdowns.
De dienstensector stuwt de Europese economie
Voorlopig stuwt de dienstensector de Europese economie echter naar voren. Profiterend van de heropende samenleving na Covid. Komende donderdag zullen de Economic Sentiment Indices van de Europese Commissie het verschil tussen de gang van zaken bij de industrie en de diensten nogmaals aantonen. Overigens zijn de verwachtingen dat het totale indexcijfer redelijk stabiel bleef in april.
China houdt vast aan zero-Covid
Ook in China staan deze week een reeks inkoopmanagersindices (PMI’s) op de agenda. Die zien we allemaal onder de bovenvermelde kritische grens van 50 uitkomen. Met opnieuw de verdere verspreiding van Covid-19 in het land (en een dreigende lockdown van Beijing) komt de economische groei mogelijk nog meer in het gedrang.
Eerder stipten we al aan dat zowel politieke als monetaire beleidsmakers in China heel karig zijn met economische steunmaatregelen. Het feit dat de centrale bank medio vorige week de beleidsrente onveranderd hield, is daar een nieuwe illustratie van. Bij een verder inzakkende economische groei wordt de roep om steun steeds luider. We zagen dat de Chinese aandelenmarkten stevig inleverden op het grotere Covid-gevaar. De Chinese CSI-index met de 300 grootste aandelen duikelde 5% in de min.
De belangrijkste steun voor de economie zou wellicht een versoepeling van het zero-Covid-beleid zijn. Maar dat lijkt er op korte termijn niet in te zitten.
Bedrijven rekenen kosten door
Ondertussen zal de trein van de kwartaalresultaten zich de komende dagen volop op gang trekken. De gepubliceerde resultaten tot nu toe hebben als wellicht belangrijkste les dat bedrijven de hogere kosten redelijk kunnen doorberekenen. Ook aan de particuliere consument.
Als de kwartaalresultaten dit verder bevestigen, dan werkt dat ondersteunend voor financiële markten. Daarnaast suggereert dit dat de consument het voorlopig niet helemaal laat afweten wat zijn bijdrage aan de groei betreft. Wat niet wil zeggen dat het geleidelijk afbrokkelen van de hoge inflatieniveaus niet welkom zou zijn. Integendeel.
Belangrijke macro-economische publicaties |
Van 25 april tot en met 29 april |
|||
Publicatiedag |
Regio |
Publicatie van |
Periode |
Consensus |
Maandag |
Duitsland |
IFO-index |
Apr |
88,1 |
Dinsdag |
VS |
Orders duurzame goederen MoM |
Apr |
0,5% |
Donderdag |
Eurozone |
EC Economic Sentiment |
Apr |
107,6 |
|
VS |
BBP OoQ (jaarbasis) |
1Q22 |
1,0% |
Vrijdag |
China |
Caixin Manufacturing PMI |
Apr |
47,9 |
|
Eurozone |
BBP QoQ |
1Q22 |
0,3% |
|
|
CPI-inflatie YoY (flash) |
Apr |
7,5% |
|
|
CPI kern-inflatie YoY (flash) |
Apr |
3,1% |
|
VS |
Persoonlijk inkomen MoM |
Maa |
0,4% |
|
|
Persoonlijke bestedingen MoM |
Maa |
0,7% |
Zaterdag |
China |
NBS Manufacturing PMI |
Apr |
49,1 |
|
|
NBS Services PMI |
Apr |
48,0 |
Luc Aben is hoofdeconoom bij Van Lanschot.