Wereldeconomie marcheert vrolijk verder, macrocijfers bevestigen ingezette trends
Inflatiegewenning treedt op, rentestanden blijven opvallend rustig.
In het kort:
- Arbeidsmarktcijfers met ups and downs
- Macroberichtgeving voldoende goed en bevestigt wereldwijde economisch herstel
- China remt economisch bij en herbalanceert de economie
“Niks aan de hand, gewoon doorlopen!”, zo luidde het credo op financiële markten vorige week. Beleggers schudden hun gepieker over de recente Fed-bijeenkomst van zich af. De S&P500-index noteert op een nieuw record, de EuropeStoxx600-index zit er op een zucht vandaan. Op de obligatiemarkt nestelde de Amerikaanse tienjaarsrente zich, na wat ‘gejojo’, uiteindelijk netjes rond het ‘pre-Fed niveau’. De gemelde inflatiecijfers voor de persoonlijke bestedingen (PCE) afgelopen vrijdag lagen met 3,9% op jaarbasis op een hoog niveau, maar ook dat hoge cijfer namen beleggers voor lief. Het geloof in een slechts tijdelijk hoger prijsniveau is sterk.
Eind deze week krijgen we vanuit de VS het arbeidsmarktrapport over de maand juni. Dat zal in belangrijke mate bepalen of we in de volgende vooruitblik kunnen schrijven dat de teruggekeerde rust aanhield. Daarbij horen we nu ook stemmen dat een tegenvallend rapport weer te wijten zal zijn aan disrupties in aanvoerketens. Wellicht dat beleggers ook dan weer vergevingsgezind zullen zijn.
Amerikaans arbeidsmarktrapport
Ter herinnering, in de maand mei viel het aantal nieuwe banen tegen. Slechts 559.000 in plaats van het verwachte miljoen. Dit ondanks de geleidelijke heropening van de Amerikaanse economie, de grote vraag naar medewerkers en het feit dat 7,6 miljoen Amerikanen minder aan de slag zijn vergeleken met begin 2020. Dat suggereert dat het niet zo moeilijk zou moeten zijn om vacatures op te vullen. Wij horen dat bij recente kwartaalberichten van aantal grote werkgevers in de Verenigde Staten (Kroger en FedEx) dat het werven van nieuw personeel lastiger is.
Daarnaast ging het gemiddelde uurloon in een maand tijd 0,5% omhoog. Best veel voor een arbeidsmarkt die vooral banen creëert in de lagere segmenten. Daardoor zou je eerder verwachten dat het gemiddelde uurloon wat omlaag wordt getrokken.
Verschillende elementen kunnen dit enigszins vreemde verloop van de arbeidsmarkt verklaren. Van scholen die nog niet open zijn en ouders ervan weerhoudt te gaan werken, tijdelijk verhoogde werkloosheidsuitkeringen die de prikkel om een baan te zoeken wegnemen, tot de gedachte dat het nu eenmaal even kan duren voor de juiste werknemer en juiste werkgever elkaar vinden. Als deze tijdelijke fenomenen inderdaad dé verklaring zijn, dan is de kans klein dat er vanuit de Amerikaanse arbeidsmarkt een loon-prijsspiraal op gang komt.
Echter, mocht het arbeidsaanbod een structurele klap hebben gekregen, dan kan het plaatje veranderen. Zo besloot een paar miljoen werknemers de afgelopen maanden om met vervroegd pensioen te gaan. Die keren niet meer terug.
Los van het concrete aantal nieuwe banen, zullen beleggers in het nieuwe rapport dus speuren naar de onderliggende tendensen op de arbeidsmarkt, om zo te achterhalen welke van de genoemde factoren dominant zijn.
Of ze daar veel wijzer van gaan worden, is twijfelachtig. Wellicht duurt het nog (minstens) twee à drie maanden voordat de arbeidsmarkt min of meer genormaliseerd is. Tenminste, in de veronderstelling dat de vaccinatiecampagne blijft lopen of nieuwe virusvarianten geen roet in het eten gooien.
Disrupties blijven voor prijsdruk zorgen
In de VS krijgen we donderdag nog de inkoopmanagersindex ISM Manufacturing. We verwachten stabilisatie op een hoog niveau. Net als in de rest van de wereld kampt de Amerikaanse industrie met disrupties in de aanvoerketens en bovenvermelde (tijdelijke?) arbeidstekorten. Samen met de aanhoudende stroom nieuwe orders leidt dat tot lange doorlooptijden en hogere prijzen. Het is vooral naar die onderliggende indicatoren van het algemene cijfer dat beleggers zullen kijken. Waarbij we er niet van uitgaan dat het plaatje al veel veranderd is. De prijsdruk in de aanvoerketens houdt nog steeds aan.
ECB nog ver van doelstelling
In de eurozone moeten de definitieve inkoopmanagersindices (Markit PMI’s) de goede economische perspectieven bevestigen. We kijken vooral uit naar de eerste inschatting voor de inflatie over de maand juni, die zal tegen de 2% uitkomen. Wat links en rechts ongetwijfeld weer tot de bedenking zal leiden dat de ECB hiermee haar doelstelling heeft bereikt en dus niet langer het huidige momentum van haar aankoopprogramma’s hoeft aan te houden.
Los van de voor- en nadelen van die programma’s, is een inflatie van 2% op dit moment echter geen argument om het ECB-beleid te wijzigen. Het is bijvoorbeeld in belangrijke mate de hogere olieprijs die de inflatie opstuwt. Twaalf maanden terug kostte een vat Brent-olie ongeveer $ 40,-. Nu is dat bijna het dubbele.
De onderliggende prijsdynamiek in de eurozone is veel gematigder. Los van energie en voeding, de zogenaamde kerninflatie, ligt het algemene prijsniveau amper een procent hoger dan vorig jaar. Dit kan de komende maanden wat oplopen, maar in de eurozone is de kans op uit de hand lopende inflatie hoe dan ook kleiner dan in de VS.
Zo kampt de eurozone met een grotere output gap: het verschil tussen datgene wat de economie produceert en wat ze kunnen produceren gegeven de beschikbare middelen. Na de herstelbeweging van de afgelopen maanden schat het IMF dat in de VS dat verschil is weggewerkt. Voor de eurozone bedraagt het nog minstens 3% van het BBP, wat betekent dat de economie in onze contreien sterker kan groeien voordat er eventueel inflatoire spanningen opduiken.
China haalt voet van gaspedaal
Tot slot aandacht voor China. Na ruime ondersteunende begrotingsmaatregelen in 2020, halen beleidsmakers sinds enige tijd de voet van het gaspedaal. Aangescherpte regelgeving remt de kredietverlening af. Ook begint de Chinese export stilaan de impact te voelen van westerse consumenten die hun uitgaven weer iets meer richting diensten verschuiven.
De Chinese inkoopmanagersindices stabiliseerden de voorbije 2 à 3 maanden. De indices over de maand juni zullen dat beeld deze week niet veranderen. De Chinezen zijn op zoek naar meer balans in het economisch herstel en kijken daarvoor meer naar de binnenlandse markt. De consumptie kan wat extra vaart gebruiken, in de industrie mogen de prijsniveaus afkoelen. Overigens stabiliseert de Chinese economische groei op een hoog niveau, zo rond de 8% op jaarbasis is de verwachting.
Belangrijke macro-economische publicaties |
Van 28 juni tot en met 2 juli |
|||
Publicatiedag |
Regio |
Publicatie van |
Periode |
Consensus |
Dinsdag |
Eurozone |
EC Economic Sentiment |
Jun |
116,5 |
Woensdag |
China |
NBS Manufacturing PMI |
Jun |
50,7 |
|
|
NBS Non-Manufacturing PMI |
Jun |
55,0 |
|
Eurozone |
CPI-inflatie YoY (flash) |
Jun |
1,9% |
|
|
CPI kerninflatie YoY (flash) |
Jun |
1,0% |
Donderdag |
Eurozone |
Werkloosheid |
Mei |
8,0% |
|
VS |
ISM Manufacturing |
Jun |
61,0 |
|
China |
Caixin Manufacturing PMI |
Jun |
51,9 |
Vrijdag |
VS |
Nieuwe banen (non farm) |
Jun |
580K |
|
|
Gemiddeld uurloon MoM |
Jun |
0,3% |
|
|
Werkloosheid |
Jun |
5,7% |
Luc Aben is hoofdeconoom bij Van Lanschot.