Hoofdeconoom
Schrik voor hogere inflatie zit er goed in bij beleggers
En verder:
- Tot aan begin 2022 wordt geen verhoging van de Amerikaanse rente voorzien
- Prijsstijgingen moeten gerelativeerd worden
- Troebel beeld op Europese arbeidsmarkt
De inflatieschrik zat er vorige week even goed in bij beleggers. Reden was de hoger dan verwachte Amerikaanse inflatie in april. Er is geen betere illustratie voor deze schrik dan de VIX-index, ook wel de fear- of angstbarometer genoemd. De VIX-index meet de volatiliteit (lees: nervositeit) waarmee optiemarkten in de VS rekening houden bij hun prijszetting. Noteerde de volatiliteitsbarometer een maand geleden nog op 16, nu schoot hij tussentijds door naar 28.
Om de stijging van de VIX afgelopen week in perspectief te plaatsen: een stand van 28 is rond het niveau van bijvoorbeeld eind 2018. Toen stuurden beleggers de beurzen zo’n 15% procent omlaag omdat de Amerikaanse centrale bank Federal Reserve halsstarrig vasthield aan zijn plannen om de beleidsrente op te trekken. Even later maakten de centraal bankiers een U-bocht en beslisten uiteindelijk tot drie renteverlagingen.
Koerswijziging Fed?
Beleggers vragen zich nu opnieuw af of ze niet voor een koerswijziging van de Amerikaanse centrale bank staan. Maar dan in de andere richting naar een iets strikter geldbeleid. Omdat de oplopende inflatie minder tijdelijk zou kunnen zijn dan Fed-voorzitter Jerome Powell beweert. Vooralsnog zien we dit niet terug in de marktverwachtingen voor de toekomstige beleidsrente. Tot aan begin 2022 wordt er momenteel geen enkele verhoging ingecalculeerd.
Op obligatiemarkten weerspiegelde de inflatievrees zich in iets hogere renteniveaus. Opvallend genoeg vooral in de eurozone. Na een kort sprongetje tot 1,70%, ging de Amerikaanse tienjaarsrente per saldo de week amper vijf basispunten hoger uit op 1,63%). De Duitse tienjarige Bund, dé referentie voor de obligatierente in de eurozone, steeg bijna twee maal zo snel. Maar die beweging speelt zich nog wel steeds afpeelt in de negatieve renteregionen.
Uiteindelijk herstelden de aandelenmarkten eind vorige week van de hoger dan verwachte Amerikaanse inflatie. De cijfers voor de Amerikaanse economie, de wat zwakkere detailhandelsverkopen in april en het tegenvallende consumentenvertrouwen deed de inflatievrees weer wat wegebben.
Verstoringen van het inflatieplaatje
De toegenomen volatiliteit bij aandelenkoersen komt niet onverwacht. Zeker niet in de huidige omgeving waarin aandelenkoersen al best veel van de verwachte economische heropleving inprijzen en elke beschouwing over de economie het vooral heeft over aanstormende inflatie in de VS.
De vrees voor een hogere inflatie houdt nog wel enige tijd aan. Tegelijkertijd is het simpelweg te vroeg om al te resoluut stelling te nemen.
Ja, de Amerikaanse inflatie bedraagt meer dan vier procent in vergelijking met twaalf maanden geleden. En de kern-inflatie (die prijsstijgingen van energie en voeding uitsluit) was in april een stevige 0,9% hoger tegenover maart. Maar zoals vaker aangestipt, spelen hier een aantal verstorende factoren. Denk aan de normalisering van prijzen in zwaar door de coronacrisis getroffen sectoren zoals horeca en toerisme. En denk ook aan het herstel van energie- en grondstoffenprijzen.
Op iets langere termijn moeten we de impact van grondstofprijzen op het algemene prijspeil relativeren. In de waarde van de goederen en diensten die ontwikkelde economieën produceren, maken grondstoffen slechts 4% tot 7% uit. Waarbij het ook nog maar de vraag is of die grondstoffen de huidige prijsniveaus kunnen vasthouden. Hierin is China een cruciale factor.
De afgelopen jaren was er vaak een verband tussen Chinese economische stimulerings- en investeringsplannen en grondstofmarkten. Kijken we dan naar het meest recente beleid vanuit Peking, dan gaan die eerder richting afbouw van de stimuleringsmaatregelen voor de Chinese economie. Maandagochtend bleek dat zowel de Chinese industriële productie en vooral ook de detailhandelshandelsverkopen in april tegenvielen.
Loon- prijsspiraal
Er zijn drie factoren relevant voor het uiteindelijke inflatieplaatje. Ten eerste de inflatieverwachtingen. Als consumenten en producenten hogere prijzen verwachten, gaan ze daar naar handelen. Door nú alvast te kopen, door nú alvast hogere lonen te vragen, door nú alvast prijzen te verhogen. Hiermee veroorzaken ze precies wat ze voorspellen: meer inflatie. Amerikaanse consumenten stelden hun inflatieverwachting recent alvast opwaarts bij tot 3,1% voor de komende 5 tot 10 jaar.
Daarnaast zijn er momenteel disrupties in diverse aanvoerketens. Hoe lang verstoort het tekort een allerlei componenten zoals microprocessoren de industriële productie? In welke mate sijpelt schaarste in een aantal sectoren door naar andere sectoren? Want dat schaarste prijzen opdrijft is een basiswet in de economie.
Naarmate de economie weer meer open kan mogen we verwachten dat consumenten geleidelijk hun uitgaven weer verschuiven van ‘spulletjes kopen’ naar ‘diensten afnemen’. Dat zou de druk op het tekort aan componenten kunnen verlichten. Maar het is voorlopig afwachten of het inderdaad zo uitpakt.
Tot slot is er de arbeidsmarkt met als cruciale vraag of we in een spiraal terechtkomen waarin hogere prijzen en hogere lonen elkaar permanent blijven versterken. Structurele factoren zoals digitalisering en globalisering, die de afgelopen jaren het loonverloop in bedwang hielden, blijven werkzaam. En ook de actuele situatie op de Amerikaanse en Europese arbeidsmarkten suggereert geen acute opwaartse loonspiraal.
Er zijn nog steeds meer dan acht miljoen Amerikanen minder aan de slag in vergelijking met begin 2020 (voor de coronacrisis). Als de verhoogde werkloosheidsuitkeringen in september afnemen en de kinderen terug naar school of de opvang kunnen, dan verwachten we dat het overgrote deel van de Amerikanen de (arbeids)draad weer oppakt. Dar krikt het aanbod aan werknemers op en houdt de prijs van arbeid (loon) in toom.
Europese arbeidsmarkt
In Europa heeft de coronacrisis vooralsnog niet geleid tot een oplopende werkloosheid. Sinds het derde kwartaal 2020 is er in de eurozone zelfs een lichte terugval tot 8,1% (cijfer voor maart). Maar allerlei overheidsmaatregelen zoals mogelijkheden voor tijdelijke werkloosheid vertroebelen het beeld.
Wat gebeurt er als die steun uiteindelijk wegvalt en ondernemingen uit hun kunstmatige coma (moeten) ontwaken? Hoeveel bedrijven zullen dan nog levensvatbaar blijken? Gaat de arbeidsmarkt alsnog een steviger tegenwind ondervinden? De Europese Commissie voorziet in ieder geval geen fundamenteel betere arbeidsmarkt vóór 2023.
Toon centrale banken
Ondanks de recente hoge Amerikaanse inflatiecijfers hoeven beleggers van de Amerikaanse centrale bank Federal Reserve niet onmiddellijk een andere toon te verwachten. Die huidige geduldige toon wat betreft het aanscherpen van het monetaire beleid zal blijken uit de notulen van de laatste beleidsvergadering van de Fed. Woensdag worden de notulen van deze vergadering openbaar.
De Fed-vergadering was van vóór de bekendmaking van de inflatie in april. Het blijft toch uitkijken of er bij de Fed-bestuurders geen stemmen zijn die zich iets ongeruster maken over de inflatie.
Of de toon van de Europese Centrale Bank (ECB) verandert, weten we pas op 10 juni. Dan moet beslist worden over de volumes van het PEPP-aankoopprogramma voor obligaties voor het derde kwartaal (Pandemic Emergency Purchase Programme). Zoals al eerder gesteld, is het inflatiespook voor de eurozone veel minder een bedreiging.
De economische agenda deze week
In de economische agenda deze week springen vooral de Markit PMI’s (inkoopmanagersindices) in het oog. Die geven het economisch vertrouwen onder inkoopmanagers aan en zullen de economische heropleving voor de komende maanden nog een keer bevestigen. Veel nieuws zullen ze niet opleveren.
Belangrijke macro-economische publicaties |
Van 17 mei tot en met 21 mei |
|||
Publicatiedag |
Regio |
Publicatie van |
Periode |
Consensus |
Dinsdag |
VS |
Opstartende woningbouw MoM |
Apr |
-2,8% |
|
Eurozone |
BBP YoY (2de schatting) |
1Q21 |
-1,8% |
Woensdag |
VS |
Fed-notulen |
Apr |
|
Vrijdag |
Eurozone |
Markit Services PMI (flash) |
Mei |
52,0 |
|
|
Markit Manufacturing PMI (flash) |
Mei |
62,4 |
|
|
Consumentenvertrouwen (flash) |
Mei |
-6,8 |
|
VS |
Markit Services PMI (flash) |
Mei |
64,6 |
|
|
Markit Manufacturing PMI (flash) |
Mei |
60,4 |
Hoofdeconoom