Hoofdeconoom
Economie in nieuwe fase met minder steun van centrale banken
En verder:
- Centrale banken laten een logisch geluid horen
- Bedrijfsresultaten moeten aandelenbeurzen steunen
- Het economisch sentiment in Europa en Verenigde Staten is positief
Centrale banken speelden vorige week weer een belangrijke rol op de financiële markten. Voorzitter Christine Lagarde van de Europese Centrale Bank (ECB) liet het woord ‘exuberanties’ vallen toen ze het over de waardering op (sommige) financiële markten had. Ze vindt koersen van aandelen overdadig.
En notulen van de recentste bijeenkomst van de Amerikaanse centrale bank Federal Reserve (Fed) suggereerden dat een aantal beleidsmakers in het bestuur - zij het een minderheid - het stilaan tijd vindt om het over ‘tapering’ te hebben. Het terugschroeven van het aankoopprogramma voor obligaties. De Amerikaanse tienjaarsrente schoot even richting 1,7% en aandelen kenden een kleine appelflauwte. Zoals vaker de laatste tijd begonnen aandelenbeurzen de week moeizaam en herstelden enigszins aan het eind van de week.
Niet zo verrassend
De geluiden vanuit de ECB en Fed waren niet heel verrassend. We kunnen financiële markten - aandelen als obligaties - bezwaarlijk als goedkoop bestempelen. In de context van een rapport over financiële stabiliteit, want daar ging het over bij de ECB, is het dan logisch dat er aandacht is voor (te) hoge waarderingen.
Ook wat de Fed betreft was er eigenlijk weinig nieuws onder de zon. Gegeven de economische vooruitzichten kan het opkoopprogramma voor obligaties op enig moment immers best een tandje lager. Fed-voorzitter Jerome Powell heeft steeds toegezegd om de markt ruim op voorhand mee te nemen in een ‘tapering’. Ook hier is het logisch dat dit onderwerp op een van de volgende beleidsbijeenkomsten van de Fed op de agenda komt.
De logica achter de uitspraken van de centrale banken hielpen uiteindelijk om de rust op zowel op de obligatie- als aandelenmarkten te laten weerkeren.
Economie in derde fase
Bij het verloop van de aandelenbeurzen in het afgelopen jaar kunnen we een aantal fases onderscheiden. De ‘whatever-it-takes-modus’ van zowel monetaire als politieke beleidsmakers bij de uitbraak van de coronacrisis zette vanaf eind maart 2020 de herstelbeweging in. Regeringen en centrale banken wilden er alles aan doen om de economie door de crisis te helpen. Deze eerste fase liep door tot september, waarna de twijfel toesloeg omdat veel landen afstevenden op een tweede besmettingsgolf.
In november bracht nieuws over werkzame coronavaccins soelaas. Het spreekwoordelijke licht aan het eind van de tunnel stuwde aandelenkoersen in deze tweede fase opnieuw de hoogte in. Geflankeerd door centrale banken die plechtig beloofden om hun soepele geldbeleid nog geruime tijd aan te houden.
Nu zouden we weleens naar een nieuwe, derde fase kunnen gaan. Een fase waarbij de rugwind van centrale banken afneemt. Althans in het hoofd van beleggers.
Bij de Fed kunnen beleggers zich afvragen wanneer de afbouw van het obligatie-opkoopprogramma nu effectief start. Of wanneer ze die eerste renteverhoging kunnen verwachten. Bij de ECB is het uitkijken naar de bijna traditionele discussies tussen noordelijke en zuidelijke lidstaten over de aankoopprogramma’s voor obligaties. In aanloop naar 10 juni, de eerstvolgende beleidsbijeenkomst van de Europese centrale bank, kunnen die zo maar weer opflakkeren.
In een omgeving waarin centrale banken minder obligaties opkopen om de economie te steunen en de Amerikaanse rente mogelijk wordt verhoogd, moet steun voor aandelenmarkten vooral van de ‘harde cijfers’ komen: van de groei van bedrijfswinsten.
In het eerste kwartaal was er sprake van groeiende bedrijfswinsten. Sterker nog, de resultaten overtroffen vaak ruimschoots de verwachtingen. Desondanks reageerden beleggers terughoudend. De lat ligt hoog.
In een gespreide portefeuille blijft er uiteindelijk weinig andere keus dan naar aandelen te kijken. Tegelijkertijd willen we (net als de afgelopen weken) aanstippen, dat de kans op hogere tussentijdse nervositeit op beurzen de komende maanden reëel is. Dat komt door de hooggespannen winstverwachtingen, die de kans op een tegenvaller vergroot.
Maar tussentijdse nervositeit op de beurs komt ook door centrale banken. De periode van alsmaar méér vanuit die hoek lijkt voorbij. Het kan eerder kunnen gaan over wanneer het minder wordt met het monetaire stimuleringsbeleid voor de economie.
Sterk economisch sentiment
De inkoopmanagersindices (Markit PMI) voor de eurozone en de Verenigde Staten waren degelijk, zo bleek afgelopen vrijdag. Inkoopmanagers hebben vertrouwen in de economie. Het economisch sentiment was vooral goed door de hernemende dienstensector.
De komende dagen verwachten we meer indicatoren voor het economisch sentiment. Zowel de Duitse IFO-index als de Economic Sentiment Index van de Europese Commissie zullen naar verwachting dezelfde positieve signalen afgeven.
Voor de VS is het uitkijken naar nieuwe inflatiecijfers. Volgens de CPI-index (Consumer Price Index) bleek al dat het algemene prijspeil in april 4,2% toenam (jaar-op-jaar). Daar schrokken beleggers even van.
Voor zijn monetaire beleid kijkt de Fed echter niet naar de CPI-inflatieindex maar naar de zogenoemde PCE-index (Personal Consumption Expenditures Price Index). Die hanteert een andere samenstelling en berekeningswijze dan de CPI en geeft traditioneel een wat gematigder beeld van de prijsdruk.
Zonder rekening te houden met prijsstijgingen voor energie en voeding verwachten we een PCE-inflatie van 2,5% (jaar-op-jaar). Het is afwachten de PCE-index net zoals bij de CPI-index de verwachtingen van economen overtreft. Mocht dat zo zijn, dan barst ongetwijfeld weer de discussie los over het al dan niet tijdelijke karakter van de stijgende inflatie.
Belangrijke macro-economische publicaties |
Van 25 mei tot en met 28 mei |
|||
Publicatiedag |
Regio |
Publicatie van |
Periode |
Consensus |
Dinsdag |
Duitsland |
IFO-index |
Mei |
98,2 |
Donderdag |
VS |
Orders duurzame goederen MoM |
Apr |
0,7% |
Vrijdag |
Eurozone |
EC Economic Sentiment |
Mei |
112,1 |
|
VS |
Persoonlijk inkomen MoM |
Apr |
-14,1% |
|
|
Persoonlijke bestedingen MoM |
Apr |
0,5% |
|
|
PCE-inflatie YoY |
Apr |
3,5% |
|
|
PCE kern-inflatie YoY |
Apr |
2,9% |
Hoofdeconoom