Hoofdeconoom
Luc Aben houdt de Amerikaanse arbeidsmarkt scherp in de gaten
De arbeidsparticipatiegraad in de VS is laag, dat impliceert weinig loon- en inflatiedruk.
En verder:
- Amerikaanse inflatie gaat niet in galop
- Amerikanen hebben veel gespaard, dat kan de consumptie laten stijgen
- Krijgt Mario Draghi voldoende tijd om de Italiaanse economie structureel te verbeteren?
Aandelenbeurzen sloten de vorige week wederom positief af tegen een achtergrond van weinig macro-economisch nieuws. Ook de nieuwe week is optimistisch ingezet onder impuls van de verwachting dat de economie verder aantrekt en van degelijke bedrijfsresultaten. In Europa weet tot nu 70% van de ondernemingen de verwachtingen van analisten voor het afgelopen kwartaal te verslaan (exclusief de energiesector). In de Verenigde Staten is dat zelfs 80%.
Wat het aantrekken van de economie betreft gaf Japan maandagochtend een concrete illustratie. De Japanse economie groeide in het vierde kwartaal van 2020 met 3,0 in vergelijking met het derde kwartaal. Dat was behoorlijk beter dan de 2,2% die economen hadden voorzien. De open Japanse economie is een relevante thermometer voor het internationale economische momentum.
Fed-voorzitter Powell herhaalt zijn boodschap
Wellicht ondersteunde ook Jerome Powell, voorzitter van de Amerikaanse centrale bank Federal Reserve (Fed), de afgelopen dagen het marktsentiment. Hij herhaalde nogmaals, dat hij niet verwacht dat de Amerikaanse inflatie niet er vandoorin galoppeert. Volgens Powell is het letsel dat de Covid-19-pandemie aan de Amerikaanse economie heeft toegebracht dieper dan vaak gedacht. Er is veel tijd nodig om te helen.
Powell verwacht vanuit de arbeidsmarkt weinig loon- en inflatiedruk. Zelfs als we snel terugkeren naar de situatie pré-Covid-19. Woensdag kunnen we de notulen van de meest recente vergadering van de Fed-bestuurders lezen. Die straalt ongetwijfeld een ‘dovish’ sfeer uit.
Genoeg handen beschikbaar
Er zit best iets in Powell’s redenering over de arbeidsmarkt. Neem bijvoorbeeld de participatiegraad op de Amerikaanse arbeidsmarkt. Die liep het afgelopen jaar terug van 63,4% naar 61,4%. Kortweg meet de participatiegraad hoeveel mensen van de beroepsbevolking effectief werken of actief op zoek zijn naar een baan.
Vlak voor de bankencrisis in 2008 was de participatiegraad op de Amerikaanse arbeidsmarkt nog rond de 66%. Om vervolgens tot 2016 een permanent dalende lijn te vertonen. Daarna, toen de economie toch degelijk presteerde, was er nauwelijks enige verbetering.
In de jaren na 2016 bleef ook de inflatie stevig onder controle, hoewel het officiële werkloosheidspercentage tot nauwelijks 3,5% daalde. Maar het werkloosheidspercentage houdt geen rekening met mensen die afhaakten en niet langer een baan zochten. De participatiegraad doet dat wél.
Eén en ander suggereert dat er een leger aan ‘handen’ beschikbaar was én is om het economisch volume op te pompen als de vraag naar arbeid stijgt. Zonder dat er sprake is van onmiddellijke loon- en inflatiedruk. In Powell’s woorden: we zijn nog ver verwijderd van de inclusieve arbeidsmarkt die de Fed voor ogen heeft. Een situatie waarin zowat alle beschikbare human capital ten volle wordt benut.
Inflatiedossier blijven volgen
Vanuit het perspectief van financiële markten impliceert het voldoende aanbod van arbeid de afwezigheid van een acute dreiging voor fors oplopende (loon)inflatie- en (langetermijn)renteniveaus. Toch blijft inflatie een dossier om van nabij te volgen. Zo schiet de Amerikaanse 10-jaarsrente weer boven de 1,20%, na vorige week nog enigszins te hebben ontspannen.
Zolang de langetermijnrente om de goede reden stijgt, namelijk de economie die zich herpakt, en die beweging niet té snel of té fors doorzet dan hoeft er per saldo geen probleem te zijn. Maar beleggers kijken er met argusogen naar.
Bovendien hangt Powell’s gelijk af van een belangrijke voorwaarde: dat Amerika erin slaagt om de Amerikanen die aan de zijlijn van de arbeidsmarkt staan alsnog het veld van de arbeidsmarkt op te krijgen.
Ook zijn er andere factoren die de lage arbeidsparticipatiegraad kunnen verklaren, bijvoorbeeld langer studeren. Zodat er op enig moment alsnog krapte aan onmiddellijk beschikbare werknemers kan ontstaan. Daarnaast is er het plan van president Biden om het minimumloon te verhogen van 7,5 dollar per uur naar 15 dollar. Dat kan uiteindelijk leiden tot een opwaartse loongolf. Maar dat is dan iets voor de langere termijn.
En verder op de macro-economische agenda
Amerikaanse detailhandelsverkopen weer beter
Bij de macro-economische agenda voor de komende dagen is het vooral uitkijken naar de eerste inschatting van de Markit PMIs (inkoopmanagersindices) in Europa en de Verenigde Staten. Die geven het vertrouwen van inkoopmanagers in de economie. Wij verwachten weinig verandering van het bestaande beeld.
De verlengde beperkende maatregelen in de eurozone houden een verbetering van het economisch sentiment inder inkoopmanagers voorlopig tegen. In de VS kan een eerste klein effect van de geleidelijk afbouw van de beperkende maatregelen zichtbaar zijn. Met name in de dienstensector, die hield zich de afgelopen maanden sowieso al verbazend goed.
Verder staan de Amerikaanse industriële productie en detailhandelsverkopen in januari op de agenda. Wij hebben vooral belangstelling voor die laatste.
De Amerikaanse detailhandelsverkopen lieten naar het eind van 2020 een vertraging optekenen. Onder meer omdat een aantal programma’s voor de financiële ondersteuning van gezinnen afliep. Maar nu het nieuwe steunpakket van de Amerikaanse overheid van eind december stilaan op de bankrekening van Amerikanen verschijnt, kunnen de verkopen de draad weer oppikken.
Het toenemen van de Amerikaanse consumptie kan de komende maanden verder versnellen. Vooral als de huidige debatten in het Congres leiden naar nóg een steunpakket en/of als de opgebouwde spaartegoeden geleidelijk besteed gaan worden. Amerikanen hebben in totaal op hun spaarrekeningen naar schatting 1,6 triljoen dollar aan ‘uitzonderlijke besparingen’ opgebouwd. Dat is iets van 7% van het bruto binnenlands product (BBP).
Super Mario is back
De Europese macro-economische agendapunten in de komende dagen zijn van minder belang. De Duitse ZEW-index weerspiegelt vooral het sentiment bij beleggers en er is geen voorspellend verband met de gang van zaken in de reële economie. De industriële productiecijfers voor december 2020 (publicatie maandag) zijn in deze tijd al weer van een eeuwigheid geleden.
Het meest relevant is het nieuws van eind vorige week, dat voormalig president van de Europese Centrale Bank Mario Draghi van start kan gaan met zijn nieuwe Italiaanse regering. Financiële markten hebben daar in ieder geval vertrouwen in. Vanaf het moment dat Super Mario in beeld kwam, ging de Italiaanse 10-jaarsrente al 20 basispunten omlaag. Het verschil met de Duitse evenknie kromp in dezelfde mate. Draghi kreeg zijn bijnaam na het redden van de euro in de eurocrisis.
Het is aan Draghi om de gevolgen van de coronapandemie voor de Italiaanse economie te counteren. De aftredende regering van Giuseppe Conte beperkte de directe financiële steun aan gezinnen en ondernemingen tot 6,5% van het bruto binnenlands product. Dat is te weinig.
Daarnaast liggen de structurele problemen van de Italiaanse economie op Draghi’s bord. Die zijn samen te vatten met een gebrek aan productiviteit. De noodzakelijke aanpak gaat van het efficiënter maken van de overheid tot beter onderwijs tot investeren in infrastructuur. Met alles daar tussenin. Dat is per definitie een werk van de lange adem.
Wij zijn benieuwd of de Italiaanse politieke slangenkuil Draghi de tijd gunt om de economie structureel te verbeteren. Zelfs een sluwe vos als Draghi slaagt er niet altijd in om het kippenhok te verschalken. Waarbij iedere vergelijking van de Italiaanse politiek met een kippenhok uiteraard op louter toeval berust.
Belangrijke macro-economische publicaties |
Van 15 februari tot en met 19 februari |
|||
Publicatiedag |
Regio |
Publicatie van |
Periode |
Consensus |
Maandag |
Eurozone |
Industriële productie |
Dec |
-0,3% |
Dinsdag |
Duitsland |
ZEW-indicator |
Feb |
59,5 |
|
|
BBP YoY (2de schating) |
4Q20 |
-0,7% |
Woensdag |
VS |
Detailhandelsverkopen MoM |
Jan |
1,0% |
|
|
Industriële productie MoM |
Jan |
0,4% |
|
|
FOMC-notulen |
|
|
Donderdag |
Eurozone |
Consumentenvertrouwen (flash) |
Feb |
-15,0 |
|
VS |
Opstartende woningbouw MoM |
Jan |
-0,7% |
Vrijdag |
Eurozone |
Markit PMI Manufacturing (flash) |
Feb |
54,5 |
|
|
Markit PMI Services (flash) |
Feb |
46,0 |
|
VS |
Markit PMI Manufacturing (flash) |
Feb |
58,5 |
|
|
Markit PMI Services (flash) |
Feb |
57,5 |
Luc Aben is hoofdeconoom bij Van Lanschot.
Hoofdeconoom