Wat nu met het Brexit-akkoord?
Nog langer onduidelijkheid over Brexit, Van Lanschot blijft bij zijn beleggingsbeleid.
In het kort:
- Voorkeur voor Britse bedrijven met veel omzet in buitenland
- Europese ondernemingen met omzet in Verenigd Koninkrijk minder in trek
- Geen reden om af te wijken van beleggingsbeleid
Aandelenmarkten reageerden slecht op het nieuws over het uitstel van de stemming over de Brexit-deal. Beleggers hebben immers een broertje dood aan onzekerheid. De koers van Britse staatsobligaties steeg, omdat beleggers de veilige haven van het staatspapier opzochten. Het Britse pond daalde zowel tegenover de dollar als de euro in waarde. In onze valutavisie haalden we al aan dat de politieke strubbelingen de voorspelbaarheid van de koers van de Britse munt onmogelijk maakt.
De Britse aandelenindex FTSE 100 sloot maandag daarentegen vrijwel ongewijzigd. Deze aandelenindex bevat veel grote multinationals die hun omzet in het buitenland realiseren. Zij profiteren van de inkomsten in sterke(re) buitenlandse valuta. Voor Britse mid- en smallcapaandelen is dit ‘voordeel’ veel kleiner of afwezig. De ruimere FTSE 250 aandelenindex leverde gisteren zelfs 3,3% in. Die kleinere ondernemingen zijn vaak afhankelijk van de binnenlandse economie. Een economie die geteisterd dreigt te worden door aanhoudende onzekerheid en mogelijk minder hard gaat groeien.
Britse economie groeit door aanhoudende onzekerheid mogelijk minder hard
Een ‘harde’ Brexit kan het groeitempo tussen de meer op het binnenland gerichte bedrijven en exportbedrijven vergroten. De verzwakking van het pond en daarbij oplopende inflatie zijn de kwade geesten. In die situatie gaat onze voorkeur uit naar ondernemingen die veel omzet realiseren in het buitenland en juist de kosten maken in het ‘goedkopere’ Verenigd Koninkrijk (VK). Europese bedrijven met veel omzet in het VK zijn minder in trek. Ook Engelse ondernemingen die actief zijn op de Britse consumentenmarkt krijgen het lastiger vanwege koopkrachtverlies bij burgers.
Situatie volstrekt onduidelijk
Wanneer de stemming over de Brexit-deal weer in het Britse parlement komt, is onduidelijk. Misschien is het uitstel tot ergens in januari, maar 21 januari is de uiterste datum. Het belangrijkste struikelblok is de zogenoemde ‘Ierse backstop’. Die moet garanderen dat er niet opnieuw een harde grens komt tussen Ierland en Noord-Ierland, dat tot het VK behoort. Zo’n harde grens kan de gewelddadige demonen uit de periode van de Irish troubles immers weer tot leven wekken.
Als het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie (EU) tegen eind 2020 niet tot een vrijhandelsakkoord komen dat de ‘onzichtbaarheid’ van de grens garandeert, dan houdt de ‘backstop’ in dat het VK en de EU in een douane-unie blijven. Een douane-unie betekent vrij verkeer van goederen én een gemeenschappelijke handelspolitiek tegenover derde landen. Met name dat laatste is wat Brexiteers niet willen. Zij willen als Brit zélf akkoorden afsluiten met niet-EU landen. Daarnaast breekt een speciaal statuut voor Noord-Ierland het VK in tweeën. En als klap op de vuurpijl kan het VK niet op eigen houtje beslissen om de ‘backstop’ te beëindigen. Dat beschouwen Brexiteers als een aantasting van hun soevereiniteit.
Muurvast
In essentie is de onduidelijkheid over hoe het nu verder moet met de Brexit niet groter geworden door het uitstellen van de parlementaire stemming. Enkel het moment waarop we enige helderheid zouden kunnen krijgen, is uitgesteld. Maar dat is dan ook het enige ‘goede’ nieuws.
De onduidelijkheid is niet groter, maar duurt wel langer
Tegelijkertijd zit het proces muurvast. De kans dat de EU de afspraken over de ‘backstop’ wil herbekijken, is immers quasi onbestaand. EU-lidstaat Ierland is (begrijpelijk) als de dood voor afspraken die niet in beton gegoten zijn.
Van Lanschot blijft voorlopig bij zijn beleggingsbeleid en ziet geen reden om daarvan af te wijken.
Luc Aben is hoofdeconoom bij Van Lanschot.